De voorgeschiedenis van de Franse briefkaart, Aflevering 8 – Frans Jorissen
‘suite et fin’
In de vorige zeven afleveringen hebben we gezien dat voor de uitgifte van de eerste officiële briefkaart op 15 januari 1873 er al vele andere kaarten op Frans grondgebied gecirculeerd hebben. Deze kaarten houden zonder uitzondering verband met de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. Het gaat dan niet alleen om kaarten uitgegeven door de Duitse bezettingsmacht, zoals de massaal gebruikte militaire portvrijdom-kaarten, en de veel zeldzamere Franstalige kaarten voor het bezette gebied. Ook de Franse post maakte het gebruik van kaarten mogelijk, met name het gebruik van de ballonkaarten verstuurd vanuit Parijs, en van de dépêche-réponse kaarten waarmee de correspondenten in de provincie nieuws naar Parijs hoopten te sturen. In het eerste geval was het echter niet de post die de kaarten uitgaf, terwijl in het tweede geval de afzender slechts vier letters kon noteren, die vervolgens per microfilm verstuurd zouden worden, zodat het ook hier niet echt om briefkaarten ging. Ook de door de verschillende hulpcomités gefabriceerde briefkaarten werden niet door de post uitgegeven.
In dit laatste artikel zullen we aandacht besteden aan wat laatste gevallen, die deel uit maken van de voorgeschiedenis van de Franse briefkaart. Ook in deze gevallen is het ontstaan van deze ‘kaarten’ vaak het directe gevolg van de Frans-Duitse oorlog.
1 .De papillons de Metz
Na de zware nederlagen bij Saint-Privat en Gravelotte op 18 augustus 1870 trok maarschalk Bazaine zich met zijn troepen (170.000 man) terug in de vestingstad Metz. De stad werd bijna meteen omsingeld door Duitse troepen. Het beleg zou duren tot de stad op 28 oktober capituleerde. Net zoals bij het beleg van Parijs voelde de militaire leiding (en ook de bevolking) al gauw de behoefte om nieuws uit te wisselen met de buitenwereld. Aanvankelijk werd geprobeerd om brieven door de Duitse linies te smokkelen, maar al snel werd duidelijk dat dat niet mogelijk was. Op 1 september suggereerde dokter Papillon aan de chef legerapotheker Jeannel om post in kleine luchtballonnen over de linies te sturen. Op 2 september ontving Jeannel 1.000 francs om de eerste proefnemingen op gang te zetten, en op 5 september kreeg hij toestemming van maarschalk Bazaine om een ballon op te laten stijgen, zonder dat de laatste er veel fiducie in had.
Tussen 5 en 15 september lieten de legerapothekers 14 met waterstof gevulde ballonnen op, die elk ongeveer 40 tot 140 door soldaten geschreven velletjes papier vervoerden. Deze kleine ballonnen (inhoud zo’n 500 liter) waren gefabriceerd van papier, bestreken met collodium, een dikke stroperige vloeistof gebruikt als kleefmiddel. Zeven van de 14 ballonnen zijn over de linies gekomen, zodat dit experiment redelijk geslaagd was. Eenmaal in onbezet Frans gebied aanbeland, werden de briefjes door de post verder gestuurd, waarschijnlijk meestal in een dienstenvelop.
Er zijn op dit moment 19 briefjes van deze eerste pogingen bekend (verstuurd door de apothekersballonnen, ‘ballons des Pharmaciens’). De filatelisten noemen deze briefjes ‘Papillons de Metz’, naar de naam van de initiatiefnemer, dokter Papillon. Het zeer geringe gewicht van de briefjes doet ook aan een vlinder (= papillon) denken. Helaas kan ik U niet een dergelijk briefje laten zien.
Midden september trok de legerleiding de vergunning van Jaennel in, omdat het resultaat niet echt bevredigend was. De legerleiding vroeg vervolgens aan de Artillerie- en Genieschool om het postvervoer met veel grotere ballonnen te organiseren en om het systeem ook aan de burgerbevolking ter beschikking te stellen. De burgemeester van Metz werd op 14 september officieel op de hoogte gebracht van de mogelijkheid voor de bevolking om deze briefjes te versturen, waarvoor zelfs een speciaal postkantoor werd geopend. Het gaat hier dus om de allereerste ‘publieke’ luchtpost ter wereld, net iets ouder dan de beroemde ballon monté brieven van Parijs!
De door het publiek verstuurde brieven moesten worden geschreven op zogenaamd ‘pelure d’oignon’ (uienschil) papier, heel erg dun, op sigarettenvloeipapier lijkend doorzichtig papier. De briefjes mochten maximaal 10 bij 5 cm meten, en mochten alleen persoonlijk nieuws bevatten.
Afb. 1. Gravure waarop we zien hoe Pruisische huzaren in de omgeving van Metz een onbemande ballon proberen te onderscheppen. Gezien de grootte van de ballon moet het hier om een ballon van de Artillerie- en Genieschool gaan. De lokale bevolking (rechtsboven, voor het huis) kijkt het schouwspel met lede ogen aan.
In totaal zijn 11 van deze ballonnen van de Artillerie- en Genieschool (‘ballons de l’Ecole d’Application de l’Artillerie et du Génie’) opgelaten (Afb. 1). Met een doorsnede van drie tot zes meter waren deze ballonnen beduidend groter dan de eerdere. Ze vervoerden elk meerdere duizenden (5.000 tot 32.000) van deze zogenaamde ‘papillons’. Men schat dat in totaal zo’n 150.000 briefjes op deze manier vervoerd zijn. Er zijn er een kleine 200 bekend vandaag de dag (Afb. 2).
Afb. 2. ‘Papillon de Metz’ gedateerd 26 september 1870, verstuurd van Lory (Lorry-lès-Metz) naar Lihons.
De in afbeelding 2 getoonde ‘papillon’ is verstuurd met de achtste van de 11 ballonnen van de Artillerie- en Genieschool, die op 27 september vertrok en veilig landde bij Bayonville, zo’n 100 km ten westen van Metz. Deze ‘papillon’ meet 9,4 bij 5,2 centimeter en weegt slechts 0,15 gram. Zoals te zien is, is het uienschil-papier erg doorzichtig. Zoals bijna altijd vertoont de ‘papillon’ geen postale kenmerken. In de tekst schrijft de afzender (A. Hénonin, muzikant bij het 43e regiment), aan zijn ouders dat hij blij is te laten weten dat hij nog in goede gezondheid verkeert en dat hij hoopt dat dit kleine briefje ze in even goede gezondheid zal aantreffen.
Nu zult U zich wellicht afvragen wat deze ‘papillons’ met briefkaarten te maken hebben. Strikt gezien gaat het hier inderdaad niet om een kaart, omdat het flinterdunne papier niets te maken heeft met het harde, stijve karton waarop een kaart doorgaans gedrukt wordt. Wat hier wel overeenkomt met een briefkaart is het feit dat de geschreven tekst ‘open’ (zonder enveloppe) verstuurd is. En verder wilde ik U dit heel bijzondere, en weinig bekende detail van postgeschiedenis van de Frans-Duitse oorlog ook niet onthouden.
2. De kaart van Léon Besnardeau van het legerkamp van Conly.
Met deze kaart betreden we een in alle opzichten omstreden gebied van de geschiedenis van de briefkaart. In Oktober 1870 besloot de revolutionaire regering van Léon Gambetta om een legerkorps met Bretonse soldaten op te richten om Parijs te bevrijden, onder leiding van generaal de Kératry. In Conlie, 20 km ten noordwesten van Le Mans, werd een legerkamp ingericht om deze soldaten op te leiden. In november kwamen daar tussen de 25.000 en 80.000 soldaten aan die veelal alleen maar Bretons, en geen woord Frans spraken. Maar vervolgens gebeurde er helemaal niets. In het kamp was al gauw een tekort aan alles, en in de winterkou kreeg het kamp de allures van een concentratiekamp. Volgens de officiële versie moesten 2.000 soldaten in het ziekenhuis opgenomen worden, waarvan er 173 omkwamen. Volgens de niet-officiële (Bretonse) geschiedschrijving kwamen 61.000 van de 80.000 soldaten onder erbarmelijke omstandigheden om het leven.
Na de Frans-Duitse oorlog werd het voormalige kamp van Conlie, waarvan niets bewaard is gebleven, al snel een soort bedevaartoord waar vele Bretonse families naar toe kwamen om hun gestorven familieleden te herdenken.
In augustus 1902 verscheen er een artikel in de Parijse krant ‘Le Petit Journal’, waarin geopperd werd dat de eerste geïllustreerde briefkaart wel eens Frans zou kunnen zijn. Hierbij moet meteen aangetekend worden dat er onder kartofielen een verbeten strijd is gevoerd om te beslissen in welke land de geïllustreerde briefkaart is uitgevonden, zonder dat daar uiteindelijk een duidelijke winnaar uit is gekomen. Dit artikel baseerde zich op de briefkaart getoond in afbeelding 3.
Afb. 3. Geïllustreerde briefkaart met als titel ‘’Guerre de 1870’ – ‘Camp de Conlie’ – Armée de Bretagne.
Zoals de tekst rechtsonder aangeeft, gaat het om een briefkaart gedrukt in lithografie (steendruk) door de heer Léon Besnardeau uit Sillé-le-Guillaume (10 km van Conlie), die daar een kantoorboekhandel had.
Volgens het krantenartikel uit 1902 had de heer Besnardeau deze kaarten in 1870 gedrukt voor de correspondentie van de soldaten in het kamp. Dit verhaal is vervolgens een eigen leven gaan leiden en rond 1910 (en soms ook nu nog) werd Léon Besnardeau in Frankrijk algemeen beschouwd als de uitvinder van de geïllustreerde briefkaart (Afb. 4).
Afb. 4. Geïllustreerde briefkaart uit 1911 met een facsimile van de oorspronkelijke kaart van Léon Besnardeau en de claim (tekst bovenaan) dat deze kaart gedrukt is voor de soldaten van het kamp van Conlie. We zien ook een foto van de ‘uitvinder’ alsmede een geschreven tekst waarin te lezen is dat Léon Besnardeau deze kaart aan een verzamelaar van ansichtkaarten aangeboden heeft.
Tegenwoordig wordt echter eerder aangenomen dat de kaart gedrukt is ná de Frans-Duitse oorlog, en verkocht is aan latere bezoekers van het kamp. Op de kaart staat immers duidelijk ‘Souvenir de la Défense Nationale’, wat duidelijk maakt dat het hier gaat om een aandenken aan de oorlog.
We weten dus niet precies wanneer de kaart getoond in afb. 3 gedrukt en verkocht is, maar het is vrijwel zeker na het aflopen van de Frans-Duitse oorlog (en in elk geval voor het verschijnen van het krantenartikel in 1902). De oorspronkelijke kaart is zeldzaam, en is postaal gebruikt niet bekend.
3. Briefkaarten verstuurd vanuit het buitenland naar Frankrijk
Na het verschijnen van de eerste briefkaart in Oostenrijk en Hongarije op 1 oktober 1869 werd in de meeste andere Europese landen vrij spoedig daarna ook de briefkaart ingevoerd: verscheidene Duitse staten, Luxemburg, Groot Brittannië en Zwitserland in 1870, België, Nederland en Denemarken in 1871, Noorwegen, Rusland en Zweden in 1872. In al die landen was de briefkaart meteen een groot succes en werd massaal gebruikt. Hoewel het verzenden van briefkaarten naar het buitenland meestal nog niet voorzien was, gebeurde het af en toe wel. In zulke gevallen moesten de briefkaarten als brieven gefrankeerd worden. Ook in Frankrijk ontving men dus al af en toe briefkaarten uit het buitenland voor de uitgifte van de officiële briefkaart op 15 januari 1873. In afbeeldingen 5, 6 en 8 enkele voorbeelden van zulke zeer zeldzame kaarten.
Afb. 5. De eerste briefkaart van Zwitserland, uitgegeven op 1 oktober 1870, verstuurd van Orbe naar Nice in Frankrijk, op 19 oktober 1870. De kaart is bijgefrankeerd met een postzegel van 30 rappen, wat overeenkomt met het brieftarief naar Frankrijk. De kaart is dus 5 rappen overgefrankeerd. Het stempel P.D. geeft aan dat het port volledig betaald is. Links onder de postzegel een onduidelijk geslagen rood Frans transitstempel. Aankomst in Nice op 20 oktober 1870 (achterkant). Op de achterkant vermeldt de afzender dat hij een hem toegestuurd pakket goed ontvangen heeft.
Afb. 6. Een van de eerste twee briefkaarten van Groot-Brittannië (uitgegeven op 1 oktober 1870 in twee verschillende formaten), bijgefrankeerd met 2½ pence, en verstuurd van Richmond naar Parijs op 4 februari 1871. Het tarief van 3 pence kwam overeen met het brieftarief naar Frankrijk. We zien opnieuw een PD stempel dat aangeeft dat het port betaald is. Aankomst in Parijs (achterkant) op 12 februari.
(Verzameling Jérôme Castanet Selis)
De briefkaart in afbeelding 6 heeft een duidelijke relatie met de Frans-Duitse oorlog. Op 28 januari 1871 kwam het beleg van Parijs ten einde omdat Parijs capituleerde. In de daarop volgende dagen kwam de post langzaam weer op gang, onder toeziend oog van de Duitse bezetter. Zoals te lezen is in een bekendmaking van de Britse post van 6 februari 1871 (afb. 7) was het weer mogelijk om brieven naar Parijs te sturen, maar deze brieven moesten aanvankelijk ‘open’ (ongesloten) verzonden worden. Vanaf 16 februari was het weer mogelijk om brieven gesloten te verzenden. In deze zeer korte periode gebruikten sommige Britse afzenders daarom een briefkaart in plaats van een open envelop.
Afb. 7. Bekendmaking van de Britse post van 6 Februari 1871, waarin gemeld wordt dat het weer mogelijk was om post naar Parijs te sturen, maar slechts in ongeopende enveloppen. Aantekenen was nog niet mogelijk. Op 16 februari werden deze beperkingen opgeheven.

Afb. 8. Eerste briefkaart van België, uitgegeven op 1 januari 1871, verstuurd op 5 juli 1872 van Brussel naar Parijs. Een bijfrankering van 25 centimes om op het brieftarief van 30 centimes te komen. Zwart stempel P.D. Aankomst in Parijs op 6 juli 1872. Nadat op 1 januari 1872 het tarief voor lokale en interlokale briefkaarten in België gelijk was gesteld (beide 5 centimes) werden de twee zijkanten, waarop de aanvankelijk verschillende tarieven werden uitgelegd, van de kaarten afgesneden.
(Verzameling Luc Selis)
Slot: de invoering van de officiële Franse briefkaart
Zoals we in het voorgaande gezien hebben, zijn briefkaarten op het Franse grondgebied veelvuldig gebruikt voor de officiële uitgiftedatum van 15 januari 1873, en hadden de meeste omringende landen al vanaf 1870 briefkaarten. In Frankrijk werd op 14 augustus 1871 een wetsvoorstel van de afgevaardigde Louis Wolowski, om in Frankrijk een briefkaart in te voeren, verworpen in het parlement. Een jaar later probeerde hetzelfde parlementslid het nogmaals, en nu had hij een aantal invloedrijke Franse politici weten te overtuigen, zodat zijn voorstel op 20 december 1872 werd aangenomen. Het was aanvankelijk de bedoeling de briefkaart op 1 januari 1873 uit te brengen, maar die datum werd niet gehaald, zodat uiteindelijk de eerste Franse briefkaart op 15 januari 1873 verscheen.
In tegenstelling tot de meeste andere landen, waar postwaardestukken waren ingevoerd, koos Frankrijk voor een kaartformulier, dat voor verkoop door de postbeambte gefrankeerd moest worden. Briefkaarten als postwaardestukken werden in Frankrijk pas in 1878 ingevoerd. Vanaf 15 januari 1873 bestonden in Frankrijk twee tarieven voor briefkaarten: 15 centimes voor interlokaal en 10 centimes voor lokaal gebruik. Voor deze twee mogelijkheden werden verschillende kaartformulieren gedrukt.
Op dit moment is één kaart bekend die al op 14 januari 1873 gebruikt is. We weten zeker dat het niet om een fout ingesteld datumstempel gaat omdat zowel het vertrek- als aankomststempel van 14 januari zijn. Eerstedagkaarten, gebruikt op 15 januari 1873, zijn vreemd genoeg zeldzamer dan in Nederland, waar we maar liefst 41 eerstedagkaarten kennen.
In Frankrijk kennen we op dit moment 16 eerstedagkaarten. Het parlementslid Louis Wolowski zelf is verantwoordelijk voor het bestaan van vijf van die kaarten. Hij heeft namelijk op 15 januari een aantal kaarten gestuurd aan mede-parlementsleden (afb. 9).
Afb. 9. Eerstedag-briefkaart van Frankrijk, verstuurd op 15 januari 1871 door Louis Wolowski binnen Versailles. De postzegel van 10 centimes komt overeen met het nieuwe lokale briefkaarttarief. De kaart is gepost op het postkantoor van het Franse parlement, dat over een eigen dagtekeningstempel en over een ruitstempel ‘AS. NA.’ (= Assemblée Nationale) beschikte. Op de achterkant heeft Louis Wolowski geschreven: ‘aandenken aan de 20e december 1872’ (de dag dat zijn wetsvoorstel voor het invoeren van een briefkaart in het parlement werd aangenomen).
Ex verzameling Thomas Broadhead
Behoudens de vijf kaarten van Wolowski kennen we slecht twee andere kaarten die volgens het lokale briefkaarttarief zijn verstuurd, beide in Parijs: de kaart van 14 januari en één kaart van 15 januari 1873 (afb. 10).
Afb. 10. Eerstedagbriefkaart van Frankrijk, verstuurd op 15 januari 1871 binnen Parijs. Gefrankeerd met een 10 centimes van de emissie Cérès, wat overeenkomt met het lokale briefkaarttarief.
En tenslotte kennen we dus 10 interlokaal verstuurde eerstedagbriefkaarten die gefrankeerd zijn met 15 centimes (afb. 11).
Afb. 11. Eerstedagbriefkaart van Frankrijk, verstuurd op 15 januari 1871 van Parijs naar Lyon, gefrankeerd met twee postzegels van de emissie Cérès, van 10 en 5 centimes, wat overeenkomt met het interlokale briefkaarttarief.